dinsdag 11 augustus 2009

Big Mac index


De meest smakelijke index die we kennen is de Big Mac index. Met deze index kun je vele leuke dingen doen. Wat je van het produkt zelf vindt is bij deze exercitie dan ook minder van belang.

De Economist

Dat het gerenommeerde blad de Economist de Big Mac index bedacht in 1986, en dat die index nog steeds serieus wordt bijgehouden en gepubliceerd, geeft wel aan dat het meer is dan een anekdote. De index is geen exacte wetenschap, maar geeft een interessant beeld van de koopkracht- en wisselkoers ontwikkeling.

Koopkrachtpariteit

De theorie van de koopkrachtpariteit (KKP) stelt dat de wisselkoersen zich op de lange termijn naar een niveau bewegen, waarbij de prijs van een mandje goederen in verschillende landen gelijk is.

Welk mandje

Maar vind maar zo’n mandje dat bijna overal verkrijgbaar moet zijn. In 1986 kreeg Pam Woodall, een redactrice van The Economist, de briljante ingeving dat weliswaar zo’n mandje niet eenvoudig is samen te stellen, maar er wel degelijk een wijdverspreid en goed vergelijkbaar Amerikaans product in de wereld voor handen is. De Big Mac natuurlijk. De Mac Donald’s is namelijk bijna overal gevestigd en koopt lokaal in. Daarmee geeft deze reuzen hamburger een goed beeld van de prijsontwikkeling in een bepaald land.

Wat kost dat

De redenering is dus dat als de Big Mac in Europa € 2 kost en in de VS 2,50 dollar dat de wisselkoers euro ten opzichte van de dollar 1,25 behoort te zijn. Deze wisselkoers zal niet meteen ontstaan, maar de tendens zal er zijn. Door zo’n simpele berekening kun je vaststellen of een munt sterk over- of ondergewaardeerd is. Bovendien geeft het een idee van de inflatie-ontwikkeling.

Een vergelijking

Omdat nog niet elk groot continent, zoals bijvoorbeeld China, even helder is met zijn inflatiecijfers en de koersontwikkeling daar kunstmatig is, kan de Big Mac index wel een indruk geven van de werkelijke ontwikkelingen. Cijfers uit het voorjaar van 2007 geven bijvoorbeeld aan dat de Chinezen omgerekend slechts 1,26 dollar betaalden voor een Big Mac die in de VS 2,90 dollar koste, ofwel ruim 56% minder voor het zelfde product. In Europa kostte het circa 2,75 dollar.

Werktijdenindex

Aan de hand van de Big Mac is er ook een werktijden index ontwikkeld, die aangeeft hoe lang je in een bepaald land moet werken om een Big Mac te kunnen kopen. Ook daar is veel over te zeggen. Zeer opvallend zijn de grote verschillen tussen landen. Voorjaar 2007 moest je in de Colombiaanse hoofdstad Bogotá 1 uur en 37 minuten werken voor 1 Big Mac, terwijl je hetzelfde in Tokyo kon kopen slechts 10 minuten werk. Dat wil zeggen een verschil van 87 minuten ofwel ca 90%.

Juli 2008- september 2008

Eind juli 2008 kostte een Big Mac in de Verenigde Staten 3,57 dollar en in het eurogebied € 3,37. Dus: 3,37/ 3,57 = 0,94. Dit wijkt flink af van de werkelijke wisselkoers van circa € 0,70. Een verschil van maar liefst 24 eurocent. Op basis van de Big Mac Index is de dollar op dat moment bijna 25% ondergewaardeerd en zal het dus een inhaal sprong moeten gaan maken. En wat zien we in september 2008: de wisselkoersverhouding bedraagt inmiddels inderdaad 0,70. Goh!

Resultaten in 2009

Ook nu is de Big Mac index weer van stal gehaald. En wat blijkt: wij hoeven maar een klein kwartiertje te werken, om ons daarmee een Big Mac te kunnen veroorloven. De Luxemburgers doen daar een dikke 11 minuten over, de Bulgaren bijna een uur. Daarmee bezet Nederland in Europa de vijfde plek. En dat geeft aan dat we het hier helemaal zo slecht nog niet hebben.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten