zaterdag 1 januari 2000

Ideeën voor praktische opdrachten en profielwerkstukken.

1 Maatschappelijk vraagstuk: Prestatieloon, moeten we er aan geloven?
Beloning naar werk is een oude uitdrukking. In veel beroepen werknemers in een gelijke situatie (leeftijd, salarisschaal) eenzelfde loon. Toch bestaan er wel
kwaliteitverschillen tussen werknemers. Werkgevers zouden daarom werknemers graag naar
prestatie willen belonen. Veel werknemers hebben daar ook geen moeite mee, omdat zij denken goed te functioneren. Prestatieloon, een zaak waar je veel over hoort praten. Verdiep je daar eens wat verder in en probeer antwoord te vinden op de volgende vragen.

Deelvragen:
1 Hoe definieer je prestatieloon?
2 Bij welk soort werk kun je prestatieloon goed toepassen?
3 Wat zijn de voordelen en nadelen van prestatieloon?
4 Wat vindt de maatschappij van prestatieloon?
Nodig: Interviews met of informatie van vakbonden, werkgevers en politici.

2 Maatschappelijk vraagstuk: In welke mate zijn de inkomens verschillen in mijn woonplaats rechtvaardig?
Is er in jouw woonplaats ook een goudkust, een plek waar kapitale villa's staan? En komen er ook achterstandswijken voor? In hoeverre kun je spreken over een rijke plaats of een arme plaats? Het kan leerzaam zijn om onderzoek naar de inkomensverdeling in je woonplaats te doen. Misschien haal je met je onderzoek wel de plaatselijk pers. Je kunt onderstaande vragen als uitgangspunt nemen, maar je kunt ook zelf deelvragen proberen te formuleren.

Deelvragen:
1 Hoe meet je de mate van scheefheid van de inkomensverdeling?
2 Hoe scheef is de inkomensverdeling in mijn woonplaats?
3 Zijn er opvallende verschillen tussen de inkomensverdeling in mijn woonplaats en de
nationale inkomensverdeling?
4 Wat vinden de woordvoerders van de politieke partijen van deze inkomensverdeling?
Nodig: Gegevens van het statistisch bureau van de gemeente, van het CBS en van plaatselijk
politici.

3 Maatschappelijk vraagstuk: Profiteert iedereen in Nederland op gelijke wijze van de welvaartstijging?
Het gaat goed in Nederland. Onze koopkracht is de laatste 20 jaar enorm toegenomen. Dit
ondanks het feit dat de prijzen stijgen. Maar heeft elke bevolkingsgroep in Nederland (in gelijke
mate) kunnen profiteren van de toegenomen welvaart? In de krant lees je wel eens iets over
koopkrachtplaatjes. Probeer voor een aantal bevolkingsgroepen eens wat meer te weten te
komen over hun koopkrachtplaatjes. Onderstaande deelvragen zijn bedoeld om je op weg te
helpen.

Deelvragen:
1 Is het leven in Nederland de laatste jaren duurder geworden?
2 Op welke wijze hebben de inkomens en uitkeringen zich de laatste jaren ontwikkeld?
3 Hoe bepaal je de toename van de welvaart?
4 Hoe heeft zich de koopkracht ontwikkeld van eenverdieners met kinderen, tweeverdieners
zonder kinderen en uitkeringsgerechtigden?
Nodig: Gegevens van het Nibud en CBS.

4 Maatschappelijk vraagstuk: Betalen Nederlanders te veel belasting?
Bij borrels en partijen praten Nederlanders graag over de belastingen. Er is geen dienst zo
besproken als de belastingdienst. De overheid is een geldwolf. Zij verspilt geld. Zij jaagt mensen
door de hogere belastingen het land uit. En iedereen heeft wel een mening over dit favoriete
onderwerp. Maar is de mythe ook werkelijkheid? Betalen Nederlanders inderdaad meer belasting dan de mensen in omringende landen? Ben je geïnteresseerd in deze vraag dan is dit misschien een leuke onderzoeksopdracht voor je.

Deelvragen:
1 Hoe werkt het Nederlandse belastingstelsel?
2 Welke soorten belastingen kun je onderscheiden?
3 Betalen een Duitser en een Belg meer of minder belasting?
4 Waarin verschillen deze belastingsystemen met die van ons land?
Nodig: Informatie over belastingsystemen in Nederland, Duitsland en België. Contact met ambassades. Miljoenennota.

5 Maatschappelijk vraagstuk: Zijn scholieren arm?
'Meneer, mag ik die repetitie een andere keer inhalen? Maandagmiddag moet ik werken.' Dit soort opmerkingen hoor je steeds vaker. En ook is het geen zeldzaamheid meer dat leerlingen met een mobiele telefoon op school rondlopen. Waren leerlingen vroeger arm, tegenwoordig geldt dat zeker niet meer voor iedere scholier. Maar hoe is nu de financiële situatie van een doorsnee scholier? Nieuwsgierig? Dan is dit misschien een onderwerp voor jou.

Deelvragen:
1 Wat is typisch scholierenwerk?
2 Hoeveel verdienen scholieren met hun werk?
3 Waaraan geven zij hun geld uit?
4 Zijn er grote verschillen in bestedingspatroon op grond van geslacht, leeftijd en opleiding?
Nodig: Scholierenonderzoek van het Nibud.

6 Maatschappelijk vraagstuk: Hoe creatief zijn politici in het bedenken van belasting wetten ?
Bij vrijwel elke kabinetformatie is het belastingstelsel onderwerp van discussie. De reden
hiervoor is dat de overheid veel doelen kan bereiken door veranderingen in dit stelsel door te
voeren. Een tariefverlaging in de eerste schijf doet iedereen er met eenzelfde bedrag in
koopkracht op vooruitgaan. Een verhoging van de basisaftrek kan de regering gebruiken als
motivatie om een aantal aftrekposten af te schaffen. Van deze maatregel zullen waarschijnlijk de hogere inkomens meer nadeel hebben. Onderzoek naar ons belastingsysteem en naar de
denkbeelden daarover bij politieke partijen kan onderwerp zijn van een praktische opdracht.

Deelvragen:
1 Welke functie heeft belastingheffing volgens politici?
2 Welke kritiek hebben politieke partijen op het huidige belastingsysteem?
3 Hoe willen zij dit oplossen?
4 Hoe ziet het ideale belastingsysteem eruit?
Nodig: Verkiezingprogramma's van de politieke partijen, informatie van de wetenschappelijk
bureaus van de partijen.

7 Maatschappelijk vraagstuk: Kom je in Nederland in aanraking met kinderarbeid? (Profielwerkstuk Economie, Aardrijkskunde en Geschiedenis)
Een handgeknoopt Perzisch tapijt van twee bij drie meter voor maar € 1.200. Koffie voor
€ 1,30 per pond. Het kan, maar wie heeft daarvoor moeten werken? Ben jij bereid meer te betalen voor goederen als koffie en kleding als je de garantie krijgt dat er geen kinderuitbuiting heeft plaatsgevonden bij de productie van deze goederen? Of sluit je liever de ogen voor dit gegeven? Hoe staat het met kinderarbeid in Nederland? Komt het voor? Of zijn er in Nederland producten te koop, die door kinderen zijn gemaakt? Is een optreden van kindsterretje in Nederland ook kinderarbeid? Wil je meer over dit onderwerp weten, dan is het misschien aardig om hier een onderzoek naar te doen.

Deelvragen:
1 Wat is kinderarbeid?
2 Waar komt kinderarbeid voor?
3 Wat zijn de bezwaren van kinderarbeid?
4 Hoe kun je kinderarbeid bestrijden?

8 Maatschappelijk vraagstuk: Kunnen we zonder de bijstandswet?
De tijd dat je bij gebrek aan inkomen in Nederland om hulp moest aankloppen bij kerkelijke en
humanitaire instanties is voorbij. Iedereen kan in noodsituaties aankloppen bij de overheid voor bijstand. Niet iedereen die daar recht op heeft, doet dat ook. Voor een aantal mensen is het een vernedering. Zij schamen zich. En weer anderen weten gewoon de weg niet naar de
uitkeringverstrekkende instanties. Als je wat meer wilt weten over de bijstand, het aantal
gebruikers daarvan en de problemen die bij de uitvoering spelen, dan moet je dit onderwerp
kiezen als praktisch onderzoek.

Deelvragen:
1 Wat houdt de bijstandswet in?
2 Voor wie is de bijstandswet?
3 Wordt er veel van deze wet gebruik gemaakt?
4 Zijn er alternatieven voor deze wet?

9 Maatschappelijk vraagstuk: In hoeve"e komt er armoede in Nederland voor?
(Profielwerkstuk Economie en Aardrijkskunde)
Soms hoor je mensen wel eens zeggen dat armoede in Nederland niet meer voorkomt. Niemand hoeft honger te leiden. Anderen zeggen juist dat er in Nederland veel verborgen armoede voorkomt. Is wat we tegenwoordig armoede noemen te vergelijken met wat opa en oma 50 jaar geleden armoede noemden? Is Nederland rijk of juist arm in vergelijking met andere landen? Heb je hierover nog geen duidelijke mening en wil je toch wat meer weten, doe dan hiernaar onderzoek.

Deelvragen:
1 Hoe definieer je armoede?
2 Is Nederland arm in vergelijking met andere landen?
3 Wat bedoelen mensen met de armoedegrens?
4 Kan de armoedegrens verschuiven?

10 Maatschappelijk vraagstuk: Het belang van de verzorgingsstaat. (Profielwerkstuk
Economie en Geschiedenis)
In Nederland ben je verzorgd van de wieg tot het graf. Ongetwijfeld heb je deze uitdrukking wel
eens gehoord. 100 jaar gelden was dat absoluut nog niet het geval. In veel landen is de verzorgingsstaat nog een droom. Een verzorgingsstaat heeft natuurlijk veel voordelen. Zouden er ook nadelen aan zitten? Het zou aardig zijn als je niet alleen naar de financiële kanten van de
verzorgingsstaat kijkt. De betrekkingen tussen mensen onderling (en hun families) zijn ook
veranderd. Zelfs in de huizenbouw vind je dat weerspiegeld. Een uitnodigend onderwerp?

Deelvragen:
1 Wat is een verzorgingsstaat?
2 Sinds wanneer kent Nederland een verzorgingsstaat?
3 Waarom staat de verzorgingsstaat onder druk?
4 Hoe behoud je de verzorgingsstaat?

11 Maatschappelijk vraagstuk: Is de WAO afgekeurd?
Arbeidsongeschikt? Dan kom je terecht in de WAO. Een lastige werknemer of een overbodige
werknemer in dienst? Dan is er altijd nog de WAO. Eigenlijk en oneigenlijk gebruik van de WAO. Er is geen sociale verzekering die zoveel oneigenlijk is gebruikt als de WAO. De kosten en dus de premies rezen de pan uit. Strengere (her)keuringsnormen waren onvermijdelijk. 10 jaar geleden zaten bijna een miljoen mensen in de WAO. Hoeveel zijn dat er tegenwoordig? Wordt Nederland dus weer 'gezonder'? Probeer het maar uit te zoeken.

Deelvragen:
1 Wat is de WAO?
2 Voor wie is de WAO?
3 Welke problemen spelen er rondom de WAO?
4 Is de WAO onmisbaar?

12 Maatschappelijk vraagstuk: Eet de Anw haar eigen kinderen op?
Als de kostwinner komt te overlijden, levert dat inkomensspecifieke problemen op voor de
nabestaanden. De Anw probeert hierin te voorzien. Maar ook de nabestaandenregelingen zijn de laatste jaren niet aan de bezuinigingen ontkomen. Velen zullen proberen het overlijdensrisico bij particuliere verzekeringsmaatschappijen aanvullend te dekken. Probeer de Anw in kaart te brengen. Hoeveel mensen doen een beroep op de Anw? Is de Anw inderdaad onvoldoende? Zijn er dan nog aanvullende verzekeringen waar mensen een beroep op kunnen doen? Probeer maar wat meer over de Anw te weten te komen.

Deelvragen:
1 Wat is de Anw?
2 Voor wie is de Anw?
3 Welke problemen spelen er rondom de Anw?
4 Is de Anw onmisbaar?

13 Maatschappelijk vraagstuk: Haalt de AOW haar pensioen 7
Nederland vergrijst. Er komen steeds meer mensen die van een ouderdomspensioen moeten
leven. Dat pensioen betalen deels de mensen die nog werken en deels is dat door de gepensioneerde zelf opgebouwd (gespaard). Maar meer gepensioneerden betekent dat de
werkenden meer premie moeten betalen of dat de 65-plussers minder pensioen krijgen. De
vergrijzing is voor de overheid een groot probleem. Probeer de grootte van het probleem boven
tafel te krijgen en ook de oplossingen die politieke partijen voorstellen.

Deelvragen:
1 Wat is de AOW?
2 Voor wie is de AOW?
3 Welke problemen spelen er rondom de AOW?
4 Is de AOW onmisbaar?
5 Ideeën voor praktische opdrachten en profielwerkstukken. (H. Vermeulen met toestemming van Wolters Noordhoff)

14 Maatschappelijk vraagstuk: Betaald werk voor iedereen?
(Profielwerkstuk Economie en Aardrijkskunde)
Iedereen kent wel mensen die werkloos zijn of zijn geweest. Soms zijn mensen werkloos, omdat
het bedrijf failliet is gegaan. Soms omdat hun opleiding niet aansluit bij de vacatures of omdat er in de directe omgeving geen werk te vinden is. Omdat er veel oorzaken van werkloosheid zijn, kan de bestrijding van de werkloosheid op vele manieren tot uitdrukking komen. Probeer met dit onderzoek de werkloosheid in Nederland in kaart te brengen. Als je zelf daarbij suggesties tegenkomt om deze werkloosheid te bestrijden, laat dan zeker niet na om deze op te nemen in je verslag.

Deelvragen:
1 Hoeveel mensen hebben geen werk?
2 Is de mate van werkloosheid overal in Nederland hetzelfde?
3 Is de mate van werkloosheid in elke bedrijfstak gelijk?
4 Wanneer heb je kleinste kans op werkloos zijn of worden?

15 Maatschappelijk vraagstuk: Hoe ontstond de grote werkloosheid uit het begin
van de twintigste eeuw?
(Profielwerkstuk Economie en Geschiedenis)
De economische crisis uit de jaren twintig is standaard in elk geschiedenisboek opgenomen. Het leven van een werkloze zag er in die tijd wel wat anders uit dan tegenwoordig. Als je van
geschiedenis houdt en het leuk vindt om in boeken of op het Internet te zoeken naar
achtergronden van het werkloosheidsprobleem en de leefomstandigheden in die tijd, dan moet je dit onderwerp kiezen. Probeer ook overeenkomsten te zoeken tussen het verleden en heden.

Deelvragen:
1 Wat waren de oorzaken van de economische crisis?
2 Hoe zag het dagelijks leven er in die tijd voor werklozen uit?
3 Hoe trachtte de overheid in Nederland deze werkloosheid te bestrijden?
4 Is deze aanpak terug te vinden in de hedendaagse werkloosheidsbestrijding?

16 Maatschappelijk vraagstuk: Hangt de kans op werk af van je vooropleiding?
Je moet je best op school doen, zeggen ouders en leraren. Als je een opleiding met succes afsluit maak je een betere kans op een baan. Is dat waar? Probeer eens een onderzoek te doen naar de vooropleiding van werklozen. Klopt het dat er opvallend veel ongeschoolden werkloos zijn? Of is de uitspraak van ouders en leraren gewoon ouderwets dom? Speelt je studiekeuze nog een rol bij je kansen op de arbeidsmarkt? Ben je in deze vragen geïnteresseerd, dan moet je dit onderwerp kiezen.

Deelvragen:
1 Wat is de vooropleiding van de hedendaagse beroepsbevolking?
2 Wat is de vooropleiding van de werkloze beroepsbevolking?
3 Hoe is de ontwikkeling van het aantal vacatures voor de verschillende afgestudeerden
op de arbeidsmarkt?
4 Wat kan iemand die wil werken op dit moment het beste gaan studeren?

17 Maatschappelijk vraagstuk: Deeltijdwerk, een ramp of een zegen?
In Nederland werken steeds meer mensen in deeltijd. Vooral de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de opvoeding van kinderen is een belangrijke oorzaak van dit verschijnsel. Vinden werkgevers deeltijdarbeid ook leuk? Zijn er sectoren waar je deeltijd makkelijker kunt invoeren dan in andere sectoren? Is deeltijd misschien een typisch Nederlands verschijnsel? Zoek dit soort vragen uit en geef je eigen mening over deeltijdwerk.

Deelvragen
1 Hoe heeft het 'deeltijdwerk' in Nederland zich in de afgelopen decennia ontwikkeld?
2 Komt in Nederland deeltijdwerk veel voor in vergelijking met andere landen?
3 Wat zijn de voordelen van deeltijdwerk?
4 Wat zijn de nadelen van deeltijdwerk?

18 Maatschappelijk vraagstuk: Hoe sterk is de macht van vakbonden?
Er zijn landen waar vakbonden regelmatig de boel platgooien door een staking om hun eisen
kracht bij te zetten. Vakbonden zijn ook in Nederland niet meer weg te denken. Welke functies
hebben vakbonden? Hoeveel mensen zijn in Nederland lid van een vakbond? Is dat veel in
vergelijking met andere landen? En motiveer waarom jij zelf straks als werknemer eventueel wel of geen lid van een vakbond zou willen zijn.

Deelvragen:
1 Waarom zijn vakbonden ontstaan?
2 Welke soorten vakbonden zijn er?
3 Welk nut heeft een vakbond voor leden en niet-leden?
4 Zou iedereen verplicht lid moeten zijn van een vakbond?

19 Maatschappelijk vraagstuk: Kunnen we zonder CAO?
Ruim 80 procent van de werknemers valt onder een CAO. Grote kans dus dat je daar in de
toekomst ook mee te maken krijgt. Vooruitlopend daarop is het aardig om eens wat meer over
CAO's te weten te komen. Wat staat er in? Hoe komt een CAO tot stand? Maar behalve dit soort
zaken, die ook in je boek staan, geeft de beantwoording van je onderzoeksvragen aan de hand
van een echte CAO je verslag veel meer diepgang en inhoud. Kun je makkelijk aan een CAO
komen, dan is dit misschien een onderwerp voor jou.

Deelvragen:
1 Wat is een CAO?
2 Voor wie is een CAO bedoeld?
3 Heeft de regering invloed op de afgesloten CAO's?
4 Wat staat er in een recent afgesloten CAO?
Nodig:
Je leerboek en een echte CAO (via vrienden, kennissen, familie).

20 Maatschappelijk vraagstuk: In hoeverre beïnvloedt reclame ons koopgedrag?
Bedrijven maken reclame. Zonder deze reclame zouden kranten nauwelijks bestaansrecht
hebben. Dat geldt ook voor radio en televisie. Hoe hoger de kijkcijfers, des te duurder de zendtijd voor reclamemakers. Blijkbaar hebben bedrijven geld, veel geld, over om hun product onder de aandacht van de mensen te brengen. Als reclame maken je interesseert, is dit misschien een opdracht voor jou. Neem contact op met een lokaal bedrijf dat veel reclame maakt en probeer na gesprekken met de marketingafdeling van dat bedrijf onderstaande vragen te beantwoorden.

Deelvragen:
1 Heeft reclame invloed op de omzet?
2 Hoe kun je de invloed van reclame bepalen?
3 Wanneer kun je spreken van een goede reclame?
4 Beschrijf een volgens jou zeer goede reclame.
Nodig:
Contact met een (lokaal) bedrijf.

21 Maatschappelijk vraagstuk: Is elke vorm van reclame gewenst?
Reclames zijn soms heel gevoelig, dan weer behoorlijk hard. In een aantal gevallen zelfs
kwetsend voor bepaalde groepen. Het is onmogelijk om het iedereen naar de zin te maken. Dat
geldt voor zaken in het gezin, op school, maar ook voor reclame. Tegenwoordig bestaat er een
zogenaamde reclamecode. Als mensen een reclame kwetsend vinden, kunnen zij een klacht
indienen. In het uiterste geval verbiedt deze reclamecodecommissie dan de betreffende
reclamecampagne. Maar niet iedereen is het daar daarmee eens.

Deelvragen:
1 Valt het maken van reclame onder de vrijheid van meningsuiting?
2 Aan welke criteria moet een reclamecampagne voldoen?
3 Bestaat er wetgeving over reclame? Zo ja, geef dan daarvan een paar voorbeelden.
4 Stel een code op, waarvan jij vindt dat reclamemakers zich daaraan moeten houden.
Nodig: Informatie van en over de reclamecodecommissie.

22 Maatschappelijk vraagstuk: Maakt drank meer kapot dan je lief is?
Tabaksreclame is op radio en televisie verboden. Drankfabrikanten mogen wel reclame maken. Is dat consequent? Houd een enquête onder een groot aantal burgers en stel daaruit een rapport op met daarin het antwoord op de vraag of de overheid drankreclames, net als tabaksreclames, op radio en televisie moet verbieden. In het rapport hoeft niet jouw mening als onderzoeker te staan, maar wel die van de mensen die je hebt ondervraagd.


24 Maatschappelijk vraagstuk: Wat kenmerkt de bedrijvigheid in jouw gemeente?
Nederland kent verschillende regio's. Sommigen zijn agrarisch, andere industrieel. Den Haag
bijvoorbeeld heeft veel ambtelijke bedrijvigheid. Wat kenmerkt de bedrijvigheid in jouw
woonplaats (gemeente)? Heb je daar wel eens over nagedacht? Bij de Kamers van Koophandel
kun je daar meer informatie over krijgen. Maak op basis daarvan een bed rijvenplaatje voor jouw woonplaats. Je verslag van dit onderzoek is een krantenartikel voor de plaatselijke krant, waarin je de lezers op een zo origineel mogelijke manier probeert duidelijk te maken hoe de bedrijvigheid in jouw woonplaats is samengesteld.

Deelvragen:
1 Hoeveel bedrijven zijn er in jouw gemeente actief?
2 Hoe is deze bedrijvigheid verdeeld over de primaire, secundaire, tertiaire en quartaire
sector.
3 Zijn er landelijk bekende bedrijven in jouw gemeente?
4 Wat zijn belangrijke middelen van bestaan in jouw gemeente (landbouw, staalindustrie,
toerisme, enz.)?
Nodig: Informatie van Kamers van Koophandel.

25 Maatschappelijk vraagstuk: Hoe milieuvriendelijk is de agrarische productie?
Vaak denk je dat bedrijven maar één ding willen en dat is winst maken. Misschien was dat
vroeger zo, maar tegenwoordig hebben de meeste bedrijven een veel socialer gezicht. Vroeger
dacht men minder aan afvalverwerking, omdat dit geld kostte. Ook werd bij de productie van
goederen het milieu niet gespaard.Tegenwoordig neemt het aantal ecologische bedrijven sterk
toe. Het is zelfs zo dat er voor ecologische bedrijven een goed belegde boterham valt te
verdienen. Wat is de stand van zaken op dit moment met betrekking tot deze ecologische
bedrijven? Koop jij scharreleieren en onbespoten groenten of vind je dit gewoon een leuk
onderwerp?

Deelvragen:
1 Hoe definieer je een ecologisch bedrijf?
2 Hoeveel procent van de agrarische bedrijven kun je ecologisch noemen?
3 Is de consumentenvraag naar ecologische producten conjunctuurgevoelig?
4 Geef een aantal voorbeelden van ecologische productie in de agrarische sector.

26 Maatschappelijk vraagstuk: Hoe werkt de markt?
Er zijn veel verschillende soorten concrete markten te noemen. Een tweetal voorbeelden daarvan zijn een veiling en een weekmarkt. Op beide plaatsen gonst het van de activiteiten. Om een veiling of weekmarkt efficiënt te laten verlopen is een hele organisatie nodig. Probeer door
onderzoek uit te vinden hoe een veiling of weekmarkt georganiseerd is en wat er allemaal bij komt kijken. Een bezoek aan de afdeling voorlichting van een veiling of een gesprek met de
marktmeester levert al heel veel bruikbare informatie op. Probeer je onderzoek te presenteren in de vorm van een diapresentatie.

27 Maatschappelijk vraagstuk: Prinsjesdag, een volksfeest?
De koningin in een gouden koets. Voor dat beeld gaan jaarlijks duizenden mensen uit het hele
land naar Den Haag. Toch is het niet de tocht zelf en ook niet de troonrede die deze dag tot één
van de belangrijkste in ons land maakt. Het is de presentatie van de Rijksbegroting aan het
parlement waar uiteindelijk de kranten vol van staan. Het is deze begroting waar jaarlijks de
algemene en financiële beschouwingen over gaan. Bestudeer de laatste Miljoenennota en
probeer te achterhalen waar de speerpunten van het kabinet komen te liggen.

Deelvragen:
1 Welke inkomsten en uitgaven heeft de overheid?
2 Op welke posten wil de Rijksoverheid bezuinigen en waar wil ze meer aan uitgeven.
3 Waarin verschillen de politieke partijen met betrekking tot hun financiële verlanglijstjes?
4 Gelet op de begroting van het Rijk, welk deel van het volk kan 'feestvieren'?
Nodig: laatste Miljoenennota, politieke partijprogramma's, kranten.

28 Maatschappelijk vraagstuk: Is concurrentie altijd in het belang van de consument?
De Europese wetgeving probeert op alle terreinen de concurrentie te bevorderen. De laatste jaren zie je allerlei monopolies doorbroken worden. De Nederlandse Spoorwegen krijgen concurrentie in het railvervoer. KPNTelecom krijgt concurrentie en ook internetproviders krijgen meer concurrentie op het gebied van telecommunicatie. In de particuliere sector is concurrentie al een heel oud verschijnsel. Bedrijven proberen op allerlei manieren hun producten te doen onderscheiden van die van de concurrenten. In dat kader spreek je van productdifferentiatie. Concurrentie biedt veel mensen een bestaansmogelijkheid. Reclamebureaus, kranten, tv-stations en dergelijke bestaan alleen maar dankzij het verschijnsel concurrentie.

Deelvragen:
1 Welke voordelen heeft bedrijfsconcurrentie voor de consument?
2 Neem een huis-aan-huisblad en probeer daarin concrete voorbeelden te zoeken van
manieren waarop producenten hun producten proberen te onderscheiden van die van
hun concurrenten.
3 Kan concurrentie ook nadelige gevolgen hebben voor de consument?
4 Op welke manier probeert de overheid de concurrentie tussen bedrijven in goede banen te
leiden?
Nodig: huis-aan-huisbladen, Consumentenbond.

29 Maatschappelijk vraagstuk: Spaart u zegels?
Bij vrijwel elke kassa vraagt men aan je 'spaart u zegels?' of 'spaart u airmiles?' Het is een manier waarop bedrijven aan klantenbinding doen. Het is zelfs zo dat deze vorm van klantenbinding allang niet meer het individuele bedrijf betreft. Het zijn allerlei verschillende bedrijven, die vaak samenwerken met deze acties. De al genoemde airmiles zijn daar een goed voorbeeld van. Maar er bestaan meer van dit soort spaarsystemen, waar verschillende bedrijven in samenwerken. Spaar je zelf zegels, of wil je gewoon meer over deze vorm van klantenbinding weten, ga dan eens op onderzoek.

Deelvragen:
1 Waarop is het ouderwetse zegeltjes plakken gebaseerd? Zoek nog een bestaand voor
beeld.
2 Probeer erachter te komen waarom de actie met airmiles zo succesvol is.
3 Doe een onderzoekje in een winkel onder de klanten bij de kassa met betrekking tot de
vraag of zij daar speciaal kopen voor het in die winkel geldende spaarsysteem of dat het
spaarsysteem een leuke bijkomstigheid is.
4 Onderzoek eveneens de vraag wat de consument liever heeft: lagere prijzen of de spaaractie,
want het is uiteindelijk toch de consument die welke vorm van sparen dan ook
betaalt.

30 Maatschappelijk vraagstuk: Is de auto aan vervanging toe?
De vraagstelling is niet bedoeld als argument om de automobilist in de trein te krijgen. Maar als iemand ja op deze vraag antwoordt, betekent dat meestal dat een nieuwe auto noodzakelijk is. De automarkt kun je als een heterogeen oligopolie beschouwen. Dat betekent dat de importeurs hun best doen om aan te tonen dat het kiezen van hun merk de beste keus is die je kunt maken. Veel automerken stellen tegenwoordig ook hoge eisen aan hun dealers. Dat heeft te maken met het feit dat de markt waarop de klant een auto koopt, in feite een monopolistische concurrentie is. In elke woonplaats is wel een huis-aan-huisblad dat gespecialiseerd is in de autohandel. Dat wil zeggen dat in het blad op een bepaalde dag van de week vrijwel alle dealers adverteren. Kijkje graag naar auto's of trekt het onderwerp marktvormen je aan, dan is dit misschien een onderzoekje voor jou.

Deelvragen:
1 Waaruit blijkt dat auto's heterogene producten zijn?
2 Op welke manier proberen importeurs van auto's hun merken te promoten?
3 Waaraan merk je concreet dat de markt waar de consument de auto koopt, een markt
met monopolistische concurrentie is?
4 Probeer te achterhalen waarom importeurs steeds hogere eisen stellen aan dealers die
hun merk willen verkopen. Geldt dat volgens jou voor alle merken in dezelfde mate?

31 Maatschappelijk vraagstuk: Vangen hoge bomen veel wind?
Tijdens een autotocht van België naar Amsterdam kom je al snel zo'n acht hoge palen met een
gele M tegen. Dorst of honger hoef je op deze tocht niet te hebben. Er zijn genoeg McDonalds
restaurants waar je in je behoefte aan eten en drinken kunt voorzien. De hoge palen vallen al van verre op. Je maag krijgt ruimschoots tijd om na te denken.Toch zijn er veel meer manieren
waarop McDonalds aan de weg timmert. Probeer de marketingactiviteiten van dit immens grote en populaire bedrijf in een rapport samen te vatten en denk daarbij aan haar prijsbeleid en productdifferentiatiebeleid. Ook het Ronald McDonald-fonds mag je er natuurlijk bij betrekken. Uiteraard is het toegestaan om een gesprek aan te vragen met de franchisehouder van een bepaalde vestiging. Als deze jou ter woord wil staan, kun je van hem of haar natuurlijk veel informatie krijgen.

32 Maatschappelijk vraagstuk: Wie bepaalt of een extern effect negatief is?
De omwonenden van Schiphol klagen over geluidsoverlast. Zij zien Schiphol graag inkrimpen.
Aan de andere kant kiezen de aandeelhouders eerder voor uitbreiding. Inkrimping zal een aantal mensen de baan kosten. En de Nederlandse overheid is bevreesd dat eenzijdige maatregelen van haar kant, buitenlandse luchthavens kunnen bevoordelen ten koste van de eigen luchthaven. Zo zijn er meer maatschappelijke en economische discussies, waar verschillende belangengroeperingen bij betrokken zijn. Zo'n maatschappelijk economisch vraagstuk kan verlammend werken, omdat er uiteindelijk geen beslissing valt. Frustratie en irritatie alom. Volg je in de krant en op tv dit soort discussies of ben je politiek geïnteresseerd, dan is het onderzoeken van een soortgelijk maatschappelijk probleem misschien iets voor jou.
Kies een maatschappelijk vraagstuk dat het gevolg is van de economische ontwikkeling. Belicht
dit vanuit verschillende invalshoeken en zet de belangen van de verschillende belangengroepen
op een rijtje. Geef uiteindelijk ook je eigen beargumenteerde mening weer.

33 Maatschappelijk vraagstuk: Hoe ver mag een verkoper gaan?
De Nederlandse overheid beschermt de consument tegen agressieve verkopers, oneerlijke
praktijken van producenten en bedrog. Deze maatregelen behoren tot haar consumentenbeleid. Er zijn verschillende wetten in werking gesteld in het kader van dit consumentenbeleid. Probeer een aantal van deze wetten te achterhalen. Zoek daarbij in wetboeken of op het Internet. Kun je merken dat bedrijven zich aan deze wetten houden? Ook kun je voor informatie terecht bij de Consumentenbond en andere consumentenorganisaties, maar natuurlijk ook in rechtswinkels.

34 Maatschappelijk vraagstuk: Waarom een minimumprijs of een maximumprijs?
In de theorie is uitgelegd wat een minimumprijs en een maximumprijs zijn. Daarbij zijn ook enkele voorbeelden genoemd. Het stelsel van minimum- en maximumprijzen bestaat al vrij lang in Nederland. Vooral in de landbouw tref je minimumprijzen aan. In de Huurwet heb je een voorbeeld van maximumprijzen. Beantwoord de volgende vragen naar aanleiding van concrete voorbeelden waarvoor je informatie hebt verzameld.

Deelvragen:
1 Voor welke artikelen en zaken zijn minimum- of maximumprijzen ingesteld en door wie?
2 Hoe werkt zo'n prijzenstelsel in de praktijk?
3 Kan een subsidie een alternatief zijn voor een minimum- of een maximumprijs?

35 Maatschappelijk vraagstuk: Waarom moetje een helm dragen?
Bromfietsers moeten een helm dragen. Dat is natuurlijk in hun eigen belang. Zonder helm zijn ze erg kwetsbaar. Maar ook de maatschappij is daarbij gebaat. Een bromfietser die door een
ongeluk met hoofdletsel in het ziekenhuis terechtkomt, kost de maatschappij veel geld. Zo zijn er verschillende redenen om bepaalde goederen te verplichten (merit goods) of juist te ontmoedigen (demerit goods). Heb je een mening over dit ingrijpen van de overheid of juist geen mening en wil je daar meer over weten, dan is deze praktische opdracht mogelijk wat voor jou.

Deelvragen:
1 Probeer zoveel mogelijk voorbeelden van merit en demerit goods te achterhalen.
2 Noem de redenen waarom de overheid zich daarmee bemoeit.
3 Is dit overheidsbeleid niet in strijd met de individuele vrijheid van de burger?
4 Zijn er volgens jou nog andere goederen waar de overheid zich ook mee zou moeten
bemoeien?

36 Maatschappelijk vraagstuk: Hoe werkt ons belastingstelsel?
De meeste mensen vinden al snel dat zij te veel belasting betalen. In Nederland hebben wij een
progressief belastingstelsel. De progressie komt tot uitdrukking in de verschillende schijven met elk het eigen tarief. Het belastbaar inkomen is niet hetzelfde als het bruto-inkomen, omdat er allerlei aftrekposten bestaan, maar ook posten die het belastbaar inkomen juist verhogen. Doe een onderzoek naar ons belastingstelsel en schrijf een voorbeeldles voor je klasgenoten over ons belastingstelsel. Je moet het dus eenvoudig en duidelijk schrijven, maar wel zo volledig mogelijk.

37 Maatschappelijk vraagstuk: Zijn huizen duur?
Mensen die tegenwoordig trouwen of samenwonen en daarbij een huis willen kopen, moeten daar hoge bedragen voor neerleggen. De huizenprijs is in de afgelopen 40 jaar fors gestegen. Mensen met een huis van 250.000 euro hebben daar 30 jaar geleden misschien 70.000 euro voor betaald. Veel vermogen is op deze manier ontstaan.De ontwikkeling van de huizen prijzen en andere factoren die de huizenmarktprijzen hebben beïnvloed, zijn onderwerp van deze opdracht.

Deelvragen:
1 Welke ontwikkeling hebben de huizen prijzen de afgelopen 40 jaar doorgemaakt?
2 Noem factoren die daar de oorzaak van zijn.
3 Geef een omschrijving van de huizenmarkt (abstracte markt).
4 Heeft de ontwikkeling op de huizenmarkt gevolgen gehad voor de maatschappelijke ontwikkeling of heeft deze maatschappelijke ontwikkeling juist gevolgen voor de huizenmarkt?

38 Maatschappelijk vraagstuk: Waarom wordt alles duurder?
De prijs van een postzegel die op een brief moet in 40 jaar is gestegen van 10 cent naar 85 cent (0,43 eurocent). De gemiddelde prijs van een singeltje is in de afgelopen 30 jaren gestegen van 2 euro (vinyl) naar 4,5 euro (CD). Er zijn natuurlijk nog veel meer aansprekende voorbeelden te geven van de naoorlogse prijsstijgingen. Zoek voorbeelden van deze prijsstijgingen en de oorzaken daarvan.

Deelvragen:
1 Probeer van twee producten de prijsstijgingen in de afgelopen 40 jaar te achterhalen en
maak daarvan een grafische weergave.
2 Welke oorzaken zijn er te geven voor deze prijsstijgingen?
3 Probeer te achterhalen in welke perioden de verschillende oorzaken optraden.
4 Zoek ook enkele manieren op waarop de Nederlandse regering inflatie probeert te
bestrijden.
5 Verwerk in je verslag ook enkele (kranten)berichten over inflatie. Deze hoeven geen
betrekking te hebben op Nederland.

39 Maatschappelijk vraagstuk: Moet een uitkering welvaartsvast of waardevast zijn?
Een stijging van de kosten van het levensonderhoud komt tot uitdrukking in de
consumentenprijsindex. In de loononderhandelingen speelt dit indexcijfer een belangrijke rol. De loonstijging moet minimaal even hoog zijn als de prijsstijging en als het kan nog wat hoger. Maar niet iedereen verkeert in dezelfde financiële situatie. Mensen met een inkomen kun je verdelen in eenverdieners, tweeverdieners en misschien zelfs wel meerverdieners. Daarnaast heb je mensen met een uitkering, die al of niet een gezin hebben te onderhouden. In Nederland is het Nibud de organisatie die de koopkrachtplaatjes van verschillende bevolkingsgroepen volgt.

Probeer met gegevens van het Nibud de koopkrachtontwikkeling van bijvoorbeeld de volgende groepen in de laatste 10 jaar te onderzoeken:
. eenverdieners met gezin;
. tweeverdieners;
. AOW'ers;
. overige uitkeringsgerechtigden.
Verwerk je resultaten tot indexcijfers, zodat je in een grafiek deze ontwikkeling van de verschillende groepen kunt waarnemen.

40 Maatschappelijk vraagstuk: Hyperinflatie in Duitsland, oorzaak van het nationaal socialisme?
De hyperinflatie in Duitsland is lang niet meer het enige schoolvoorbeeld voor hyperinflatie. De
laatste 10 jaar heeft ook in Europa allerlei andere voorbeelden daarvan opgeleverd.Toch blijft de toenmalige situatie in Duitsland tot de verbeelding spreken, misschien doordat het land zo dichtbij ons ligt. Deze opdracht zou je heel goed als profielwerkstuk met geschiedenis kunnen kiezen.

Deelvragen:
1 Wat waren de oorzaken van de enorme inflatie in Duitsland?
2 Hoe was het leven in Duitsland ten tijde van deze inflatie? Geef daarbij vooral aandacht
aan aspecten die direct het gevolg waren van deze inflatie.
3 Hoe is Duitsland uit deze periode van inflatie ontsnapt?
4 Welke lessen leert de geschiedenis ons van deze periode?

41 Maatschappelijk vraagstuk: Boter bij de vis?
Geld maakt handel eenvoudiger. Het functioneert als ruilmiddel. Vanaf de middeleeuwen zijn vele soorten geld in ons land in omloop geweest, die ook allerlei voor ons onbekende namen hebben gehad. Onderzoek welke geldsoorten allemaal een rol hebben gespeeld, wat hun waarde ongeveer was, omgerekend in hedendaagse euro’s, en probeer beeldmateriaal daarvan te vinden. Breng daarbij een chronologische volgorde aan, zodat je eindigt met de euro.Breng
verslag uit van je onderzoek door onder andere een diapresentatie.

42 Maatschappelijk vraagstuk: Beleggen in aandelen of in obligaties?
In 1998 hebben veel particuliere beleggers veel geld verdiend met de aankoop van aandelen,
maar ook weer daarna veel geld verloren. In juli 2001 stond de AEX-index boven de 1300 en drie maanden later weer onder de 900, om vervolgens in 2002 onder de 300 te zakken. Volgens velen is de winstverwachting van bedrijven de belangrijkste oorzaak van de veranderingen in de aandelenkoers. Anderen zeggen dat angst voor verlies en hebzucht, snel rijk willen worden, ook een belangrijke rol spelen. Weer anderen stellen de handel in aandelen gelijk aan gokken en stellen dat je beter obligaties kunt kopen. Dat is safer. Wie heeft gelijk? Feit is dat de aandelenhandel iets ondoorzichtigs heeft voor de gemiddelde consument. Feit is ook dat vrijwel ieder avondjournaal een stukje wijdt aan de ontwikkelingen op de aandelenmarkt. Ben je geïnteresseerd in aandelen en obligaties of wil je daar gewoon meer over weten, dan kun je dit onderwerp kiezen.

Deelvragen:
1 Wat is het verschil tussen aandelen en obligaties?
2 Hoe vindt de handel in aandelen en obligaties plaats?
3 Maak een grafische weergave van de ontwikkeling van de aandelenkoersen gedurende
de laatste 10 jaar.
4 Wat hebben de koersen van obligaties met de kapitaalmarktrente te maken?
5 Welke factoren beïnvloeden de koersen van aandelen?

42 Maatschappelijk vraagstuk: Waar komt het geld vandaan dat de overheid jaarlijks moet lenen?
Gemiddeld leent het Rijk de laatste jaren ruim 20 miljard euro per jaar. Dit immense bedrag
ontvangt zij door de uitgifte van staatsobligaties en het aangaan van onderhandse leningen bij
institutionele beleggers. Ook privatiseren van staatsbezit levert geld op. Voor het aangaan van
leningen is een speciale instelling belast, het agentschap.

Deelvragen:
1 Waar leent de overheid geld?
2 Hoe vindt deze financiering plaats? Wat komt er dus allemaal bij kijken?
3 Omschrijf een aantal manieren waarop de overheid het tekort kan financieren. Uiteraard
wel wat uitgebreider dan hierboven staat.
4 Welke vorm van financiering heeft de voorkeur van de overheid?Waar hangt dat vanaf?

43 Maatschappelijk vraagstuk: Hebben banken te veel vrijheid?
DNB houdt toezicht op de banken. Dit toezicht berust op een aantal pijlers, te weten het
bedrijfseconomische toezicht, het structuurtoezicht en het monetair toezicht. NieuweTweede-
Kamerleden willen weten op welke manier dit toezicht vorm krijgt. Ga op onderzoek en probeer een concrete omschrijving te geven van deze vormen van toezicht die op de Bankwet zijn gebaseerd. Ga ervan uit dat je het rapport van jouw onderzoek aan deTweede Kamerleden wilt aanbieden.

43 Maatschappelijk vraagstuk: Is Nederland een emigratie- of een immigratieland?
Veel Nederlanders aan het eind van de veertiger jaren en ook nog in het begin van de jaren vijftig van de vorige eeuw emigreerden naar andere delen van de wereld. Het waren vooral boeren en hun gezinnen. Er is in de loop van de tijd veel veranderd. Emigratie en immigratie komt nog steeds voor, alleen de stromen verlopen vaak anders dan toen.

Deelvragen:
1 Wat zijn de belangrijkste redenen voor Nederlanders om tegenwoordig te emigreren?
2 Welke landen zijn daarbij erg in trek?
3 Welke nationaliteiten vestigen zich vooral in ons land?
Verwerk in je verslag ook statistisch cijfermateriaal met betrekking tot emigratie en immigratie.
Deze opdracht is geschikt voor een profielwerkstuk met geschiedenis of aardrijkskunde.

44 Maatschappelijk vraagstuk: Welke migratiestromen kun je in Nederland
ontdekken?
Verhuizen naar een ander land is een grote stap in een mensenleven. Verhuizen in je eigen land
is weliswaar niet zo'n grote stap, maar heeft wel een grote invloed op je leven. In Nederland
onderscheidt het CBS ook migratiestromen. Bijvoorbeeld van oost naar west of van zuid naar
noord. De grootte van deze migratiestromen is in de loop van de tijd aan verandering onderhevig geweest. Beschrijf de ontwikkeling van de naoorlogse binnenlandse migratiestromen.

Deelvragen:
1 Welke belangrijke oorzaken zijn te geven voor de totstandgekomen binnenlandse migratiestromen?
2 Welke gebieden trokken mensen aan?
3 Welk beleid voerde de overheid ten aanzien van deze binnenlandse migratie?
Verwerk in je verslag ook statistisch cijfermateriaal.

45 Maatschappelijk vraagstuk: Zeg het met bloemen
Bloemen zijn een bekend Nederlands product. Onze bloemencorso's hebben internationale
bekendheid. Bekende leuzen zijn 'Neem vaker een bloemetje mee' en 'Bloemen houden van
mensen'. In een bekend tv-programma bieden de programmamakers namens gewone mensen
een bloemetje aan om iets goed te maken. Houden buitenlanders net zo veel van bloemen en
hoe komen zij aan de bloemen die wij op onze bodem kweken?

Deelvragen:
1 Naar welke landen exporteren wij onze bloemen? Maar daarbij een top-10.
2 Welke weg volgen de bloemen vanaf het moment dat zij de kweker verlaten totdat zij
gekocht worden door een buitenlandse consument?
3 Wat zijn onze belangrijkste concurrenten op de wereldbloemenmarkt?
Verwerk ook in deze opdracht statistisch cijfermateriaal.

46 Maatschappelijk vraagstuk: Hoe eerlijk was de Nederlandse handel?
Nederland is een handelsland. De ligging aan zee is daarvoor een belangrijke stimulering
geweest. Al in de 17e eeuw voeren wij met onze schepen over de wereldzeeën. De Verenigde
Oost-Indische Compagnie werd opgericht om de handel met het verre oosten te ontwikkelen. De VOC heeft een woelige geschiedenis gekend.

Deelvragen:
1 Hoe is de VOC ontstaan (ontstaansgeschiedenis van deVOC)
2 Wat waren de activiteiten van de VOC;
3 Wat is het belang van de VOC voor de ontwikkeling van de Nederlandse economie;
4 Hoe eindeigde de VOC.

Op het Internet kun je veel informatie over deVOC vinden. Ook deze opdracht leent zich goed
voor een profielwerkstuk met geschiedenis.

47 Maatschappelijk vraagstuk: Wie profiteert van internationale arbeidsverdeling?
Door de toename van de internationale handel zijn enkele kenmerkende industrieën voor
Nederland grotendeels verloren gegaan. Je kunt daarbij denken aan de textielindustrie in
Overijssel, de schoenenindustrie in Brabant, de scheepvaartindustrie in West-Nederland, en zo is er nog een aantal te noemen. Bij deze opdracht ga je onderzoeken wat de belangrijkste redenen waren van dit verdwijnen en hoe de handelssituatie op dit moment voor Nederland is.

Deelvragen:
1 Welke oorzaken liggen ten grondslag aan het verdwijnen van bovengenoemde indusrieën?
2 Welke andere bedrijfstakken zijn grotendeels uit Nederland verdwenen of dreigen te verdwijnen?
3 Wat zijn de tien meest uitgevoerde exportproducten of groepen van producten?
4 Wat zijn de tien meest ingevoerde importproducten of groepen van producten?
5 Conclusie: Sprekend over internationale arbeidsverdeling en Nederland, waarin is
Nederland op dit moment gespecialiseerd?

48 Maatschappelijk vraagstuk: Mag een overheid de internationale arbeidsverdeling tegengaan ?
Elke protectionistische maatregel die een overheid noemt om de eigen economie te beschermen staat de internationale arbeidsverdeling in de weg. Bij deze opdracht ga je niet op onderzoek naar de redenen van protectie of de manieren daarvan. Deze vind je in je boek. Het is de bedoeling dat je uitzoekt op welke wijze de Europese Unie de handel met landen als Japan, de Verenigde Staten en andere landen of handelsblokken beïnvloedt.

49 Maatschappelijk vraagstuk: Ontwikkelingslanden, hun schuld, onze schuld?
Ontwikkelingslanden kampen met onzekere en schommelende exportinkomsten. Veel van deze
landen kennen een monocultuur. Om hun exportpakket te verbreden hebben zij in het verleden en heden veel geld moeten lenen bij westerse landen of bij organisaties als het IMF en de
Wereldbank. De leningen hebben een grote buitenlandse overheidsschuld doen ontstaan. De
schuldenlanden kun je grofweg in drie groepen verdelen, te weten de:
1 Afrikaanse landen;
2 Aziatische landen;
3 Latijns-Amerikaanse landen.
Toch zijn de schuldenproblemen in deze landen niet gelijk verdeeld.

Deelvragen:
1 Waarin verschilt de overheidsschuld van ontwikkelingslanden met die van de Nederlandse
overheid?
2 Welk van de drie groepen landen heeft de grootste schuldenproblemen? Licht je antwoord
toe.

Zoek van een twintigtal ontwikkelingslanden uit hoe groot de buitenlandse schulden zijn, waarbij je voorbeelden kiest uit alledrie de genoemde groepen. Vergelijk vervolgens de grootte van deze schulden met de voor die landen geldende uitvoerwaarde en bruto binnenlands product. Geef voorbeelden uit de praktijk van problemen die een ontwikkelingsland ontmoet als het haar exportpakket wil verbreden.

50 Maatschappelijk vraagstuk: Ziet de Europese Unie straks Abraham?
De geschiedenis van de Europese Unie begint in 1955 met de oprichting van de Europese.
Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS). Sindsdien zijn de ontwikkelingen in een stroomversnelling gekomen. Op steeds meer terreinen vond samenwerking plaats, en de gemeenschap breidde zich met steeds meer landen uit. In 2005 bestaat deze samenwerking 50 jaar. Wat is er allemaal in die vijftig jaar gebeurd? Deze opdracht leent zich uitstekend voor een profielwerkstuk met geschiedenis.

Daarbij kunnen aspecten aan de orde komen als:
1 De ontstaansgeschiedenis van de Europese Unie met de daarbij behorende mijlpalen
(verdragen, afspraken, toetreding van landen, enz.);
2 De organisatiestructuur van de Europese Unie;
3 De barrières die de vorming van een grote interne markt in de weg stonden en die de
politiek dus moest nemen.

51 Maatschappelijk vraagstuk: De EU en haar multilaterale ontwikkelingshulp
Steeds vaker loopt de ontwikkelingshulp via internationale organisaties. Daarvan zijn de VN en de EU belangrijke vertegenwoordigers. De EU richt zich daarbij vooral op haar oude koloniale gebieden, de zogenoemde ACP-Ianden. Veel van deze hulp ligt vast in het door de EU met deze landen afgesloten Verdrag van Lomé. Dit verdrag is de basis van deze praktische opdracht. Probeer gegevens over dit verdrag en de betrokken partijen te verzamelen en schrijf een krantenartikel waarin je duidelijk maakt wat de huidige waarde van dit verdrag is voor de ACPIanden en welke consequenties daaruit voor de EU voortvloeien.

52 Maatschappelijk vraagstuk: Hoe belangrijk is de bilaterale ontwikkelingshulp van
Nederland?
Ontwikkelingshulp door Nederland wordt al heel lang gecoördineerd door het Ministerie van
Ontwikkelingssamenwerking. Voor informatie voor deze opdracht kun je daar dan ook terecht. Bij deze opdracht moet je in de theorie besproken begrippen als gebonden hulp, concentratielanden, programmahulp en dergelijke gaan concretiseren.

Deelvragen:
1 Verstrekt Nederland op dit moment nog wel bilaterale hulp?
2 Op welke landen concentreert of concentreerde Nederland haar ontwikkelingshulp?
3 Om welke bedragen gaat het als we spreken over de Nederlandse hulp?
4 Welk deel van de Nederlandse hulp is gebonden en waar bestaat deze 'gebondenheid'
uit?
5 Heeft de Nederlandse overheid ook belangrijke uitgangspunten waar het gaat over ontwikkelingshulp?
Licht daarbij je gevonden antwoorden toe.

53 Maatschappelijk vraagstuk: Invoering van de euro, een fluitje van een cent?
De euro gaat onze gulden vervangen. Er is veel over gesproken en geschreven. Uiteraard staan
de positieve gevolgen van een munt uitgebreid besproken in de krant, maar ook de negatieve
kanten. Maak voor deze opdracht een knipselkrant van minimaal 15 artikelen over de Economische en Monetaire Unie waarbij de onderstaande aspecten aan de orde komen. Zet daarna alle voordelen en nadelen die je in deze artikelen hebt gevonden op een rijtje.

Deelvragen
1 Welke voorbereidingen hebben winkels en andere bedrijven moeten treffen voordat de
euro er is?
2 De overgangsperiode waarin de gulden en de euro naast elkaar bestaan.
3 Welke voordelen heeft de euro?
4 Welke nadelen heeft de euro?

54 Maatschappelijk vraagstuk: De euro en de winkelier
Deze opdracht is een praktisch alternatief voor opdracht 53. In plaats van zelf te zoeken naar
informatie in kranten en/of op het Internet, ga je naar een winkelier of bedrijfsleider en informeer je bij hem of haar naar de voordelen en nadelen van de euro. Informeer ook naar al die activiteiten die gericht waren op de invoering van de euro. Schrijf naar aanleiding van dit gesprek en met de door hem of haar genoemde voordelen een krantenartikel over de invoering van de euro. Het leukste is als je deze opdracht met iemand anders doet, zodat je verschillende bedrijven kunt benaderen. Probeer daarbij een bedrijf te vinden dat direct zelf voordeel heeft van de euro (export- of importbedrijven) en een bedrijf dat veel minder voordelen heeft, maar wel nadelen (plaatselijke middenstanders).

Bezoek op het Internet de eurosite van het Nationaal Forum voor de introductie van de euro. Het adres is http://www.euro. Het Nationaal Forum bestaat uit organisaties van consumenten, werkgevers, werknemers, de financiële sector en de overheid.

Deelvragen:
1 Welke organisaties zijn betrokken bij het Forum?
2 Welke van deze organisaties besteden op hun eigen site aandacht aan de euro?Wat is
hun standpunt over de euro?
3 Van welk materiaal worden de euromunten gemaakt?
Schrijf een betoog met de titel: 1 januari 2002, een dag om nooit te vergeten!

55 Maatschappelijk vraagstuk: Hoe breng je de Nederlandse handel in kaart?

Nederland heeft een sterk open economie. Vanwege de gunstige ligging aan de Noordzee en de
aanwezigheid van enkele grote havens is Nederland al van oudsher een handelsland. De mate
van openheid bepaal je door de waarde van de exportquote en de importquote van landen met
elkaar te vergelijken. De som van beide is dan de maatstaf voor deze openheid. De EU bestaat uit 15 landen (1 januari 1999). Maak van deze 151anden een internationale handelstop 15. Daartoe doe je onderzoek naar de export- en importquote van deze 151anden. Met behulp van het bbp, de exportwaarde en de importwaarde van deze 151anden bepaal je beide quota. Maak van de gebruikte en berekende waarden overzichtelijke grafieken en uiteraard de top 15.

56 Maatschappelijk vraagstuk: Is de betalingsbalans in evenwicht?
Nederland heeft in zijn algemeenheid een overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans. Daarentegen kent de vermogensoverdrachtenrekening meestal een tekort.
Vergelijking van de betalingsbalansen van rijke westerse landen met die van ontwikkelingslanden levert een aantal kenmerkende verschillen. Bestudeer de betalingsbalans van twee ontwikkelingslanden en van twee rijke westerse landen (waaronder Nederland). Maak duidelijk waar de verschillen zitten en geef daar ook de verklaring voor.

57 Maatschappelijk vraagstuk: Het IMF, nog van deze tijd?
In 1944 is in het Amerikaanse BrettonWoods het Internationale Monetaire Fonds opgericht. Deze organisatie waarbij meer dan 100 landen aangesloten zijn, helpt landen met betalingsbalansproblemen. Het IMF wordt vaak genoemd, maar verdient het om onderwerp van een praktische opdracht te zijn.

Deelvragen:
1 Hoe is het IMF georganiseerd?
2 Hoeveel landen zijn er op dit moment betrokken bij deze organisatie?
3 Welke activiteiten onderneemt het IMF?
4 Is het IMF ook betrokken bij de binnenlandse politiek van individuele landen?
5 Wat zijn de door het IMF in omloop gebrachte speciale trekkingsrechten (SDR's = Special
Drawing Rights)?

58 Maatschappelijk vraagstuk: Is de dollar te vertrouwen?
Veel goederen worden verhandeld in dollars. Vooral bij de handel in grondstoffen speelt de dollar een belangrijke rol. De dollar is echter een zwevende munt, waarbij vraag en aanbod de koers ervan bepalen. Stijgt de koers van de dollar, dan stijgt bijvoorbeeld de olieprijs en daarmee ook de aardgasprijs in ons land. Daalt de koers, dan levert dat weer minder inkomsten op voor de grondstof exporterende landen. Elke dag kun je op televisie en in kranten de koersontwikkeling van de dollar volgen. De journalist zal aanzienlijke veranderingen in de koers van de dollar dan verklaren. Volg twee maanden de koers van de dollar. Maak van. deze ontwikkeling een duidelijke grafiek en vermeld tevens bij elke duidelijke koerswijziging de oorzaak daarvan.

59 Maatschappelijk vraagstuk: Waarom een Stabiliteitspact in de EMU?
Duitsland wilde het Verdrag van Maastricht uitbreiden met een Stabiliteitspact. Uiteindelijk is dat gelukt. HetVerdrag van Maastricht ligt ten grondslag aan de oprichting van de EMU. Het verdrag bevatte ook de convergentiecriteria. Deze opdracht is een literatuuronderzoek naar de inhoud van dit verdrag en de noodzaak van het Stabiliteitspact.

Deelvragen:
1 Wat zijn de belangrijkste conclusies van het Verdrag van Maastricht?
2 Wat houdt het Stabiliteitspact in?
3 Wat zijn de convergentiecriteria en waarom zijn deze zo belangrijk voor de EMU?
4 Zijn er op dit moment EMU-landen die moeite hebben met deze criteria?Welke landen zijn
dat en welke criteria betreft het?

60 Maatschappelijk vraagstuk: Kinderarbeid, een noodzakelijk kwaad?
Sommige mensen zijn uitgesproken tegenstander van kinderarbeid. Maar wat is kinderarbeid? Is er ook sprake van kinderarbeid als een zestienjarige jongen in Nederland elke dag om half zes's ochtends opstaat om kranten te bezorgen?Voor veel bedrijven zijn deze jonge mensen onmisbaar vanwege de lage minimumjeugdlonen. Oudere werknemers in dienst nemen voor dit soort werk is kostenverhogend en maakt het bedrijf minder concurrerend. Kinderen in ontwikkelingslanden beginnen al op zeer jonge leeftijd met werken. Daar is vooral de noodzaak reden van kinderarbeid. Hier in ons land dient het als aanvulling op het zakgeld en dient het een luxe doel.

Deelvragen:
1 Waarom vindt er in veel ontwikkelingslanden kinderarbeid plaats? Geef ook voorbeelden.
2 Moet je voor producten die doot deze kinderen zijn gemaakt, een importverbod opleggen?
3 Wanneer is in Nederland kinderarbeid afgeschaft?
4 Waar bestond deze kinderarbeid uit?
5 Hoe moeten wij in Nederland volgens jou omgaan met kinderarbeid?
61 Maatschappelijk vraagstuk: Consumeren wij eerlijke goederen?

Max Havelaar en FairTrade zijn keurmerken waarvan de consument de garantie krijgt, dat zij op een eerlijke manier zijn geproduceerd. Eerlijk wil bijvoorbeeld zeggen dat de producent een
redelijke prijs krijgt voor zijn product. Beide organisaties hebben zich de afgelopen jaren sterk
ontwikkeld, mede als gevolg van het feit dat consumenten steeds bewuster kopen.
Deze opdracht is bedoeld om meer inzicht te krijgen in de werking van één van deze organisaties.

Daarbij kan aan de orde komen:
1 De ontstaansgeschiedenis van Max Havelaar en FairTrade;
2 Het werkveld, de soorten goederen die zij op de Nederlandse markt brengen;
3 De verschillen met concurrerende 'niet-eerlijke' goederen, wat betreft de aankoopprijs, de
organisatie op de inkoopmarkt, enz.;
4 De groei in de afzet van deze producten op onze markt, enz.

62 Maatschappelijk vraagstuk: Is de arbeidsmarkt ruim of overspannen?
Deze vraag kun je niet eenduidig beantwoorden. Er zijn vele soorten arbeid. Van sommige
soorten arbeid zijn meer dan voldoende werknemers te vinden. Van andere soorten is er een
tekort aan werknemers. Het blijkt dat er een enorm tekort aan lT'ers is en ook dreigt er een enorm tekort aan leerkrachten in het onderwijs. Zoek uit in welke bedrijfstakken er een tekort aan arbeidskrachten (overspannen arbeidsmarkt) is en waar je een overschot aan arbeidskrachten (ruime arbeidsmarkt) hebt. Probeer ook uit te vinden wat de oorzaken van deze arbeidsmarktonevenwichtigheden zijn.

63 Maatschappelijk vraagstuk: De macro-economie van Nederland in een
kringloopschema
Voor Nederland publiceert het Centraal Planbureau jaarlijks twee keer cijfers met betrekking tot de macro-economische grootheden. De eerste keer gebeurt dat in het Centraal Economisch Plan (CEP) dat in mei verschijnt. In september volgt dan de Macro Economische Verkenning (MEV). In beide publicaties staan zowel gerealiseerde cijfers van de afgelopen jaren als verwachte cijfers voor de komende jaren. Als je modelmatige en wiskundige onderdelen interessant vindt, is dit een onderwerp voor jou. Maak voor de Nederlandse economie een kringloopschema met de voor dit jaar verwachte waarden. Maak ook een overzicht van de Nederlandse middelen en bestedingen en toon tevens aan dat het Nederlandse nationaal spaarsaldo dit jaar gelijk is aan het saldo op de lopende rekening. Probeer deze 'saaie' cijfers op een aantrekkelijke manier te presenteren.

64 Maatschappelijk vraagstuk: Welke offers mag het bestrijden van
conjunctuurwerkloosheid kosten?
In de jaren twintig van de 20e eeuw waren veel mensen werkloos. De overheid probeerde door
middel van een Keynesiaanse conjunctuurpolitiek deze werkloosheid te bestrijden. De negatieve kanten van dit beleid waren in die tijd natuurlijk ook bekend. Voorheen was het de gewoonte dat de uitgaven van de overheid gedekt moesten zijn door haar inkomsten. Dit conjunctuurbeleid maakte aan deze regel een einde. Maar het doel heiligde de middelen. Per slot van rekening was de enorme werkloosheid een groot maatschappelijk probleem. Probeer door literatuuronderzoek meer over deze tijd en de werkloosheidsproblematiek te weten te komen. Vergeet niet het overheidsbeleid daarbij te betrekken. Ook de mening van tegenstanders van dit overheidsbeleid uit die tijd kan aan de orde komen.

65 Maatschappelijk vraagstuk: Moeten ambtenaren verplicht verhuizen?
In de jaren zeventig en tachtig zijn veel overheidsbedrijven naar het noorden of zuiden van het
land verplaatst. Ambtenaren waren vaak verplicht mee te gaan of raakten anders hun baan kwijt. Dit alles stond in het teken van het regionale spreidingsbeleid van de overheid als onderdeel van haar structuurbeleid. Het structuurbeleid heeft zich vooral na deTweede Wereldoorlog ontwikkeld. Pijlers van het structuurbeleid zijn het genoemde regionale beleid, maar ook het infrastructuurbeleid, het milieubeleid en het sectorbeleid (industriële beleid).
Deze opdracht is bedoeld om je te verdiepen in het structuurbeleid van de overheid. Daarbij moet je jezelf wel wat beperkingen opleggen. Het is namelijk een zeer breed onderzoeksgebied.

Bij het te onderzoeken onderwerp moet je:
. achter het doel daarvan zien te komen;
. de middelen en methoden beschrijven die de overheid heeft dit doel te bereiken;
. de mening van verschillende belangengroeperingen geven;
. ook je eigen mening beargumenteren, enz.

Denk in dit kader aan één van de volgende onderzoeksgebieden:
a. Uitbreiding van Schiphol
b. De Betuwelijn
c. Een tweede Maashaven
d. Het milieubeleid
e. Fokker
f. Bestrijding van files op de Nederlandse wegen
g. De spreiding van de Nederlandse overheidsinstanties (TNO, CBS en nog veel meer)

66 Maatschappelijk vraagstuk: Hoe is de welvaart verdeeld in de wereld?
Je hebt onderscheid Ieren maken tussen welvaart in enge zin en welvaart in ruime zin.
Tegenwoordig kijken economen vooral naar de welvaart in ruime zin. Studies over deze welvaart zijn vooral verricht door de Wereldbank. Probeer een recente studie naar de welvaartsverdeling te vinden en maak daarvan een krantenartikel, waarbij je niet alleen een duidelijke uitleg geeft, maar tevens een sprekende statistiek maakt. Via het Internet kun je informatie over en van de Wereldbank krijgen. Maar misschien moet je wel even surfen voordat je er bent.

Deelvragen:
1 Heft de EU nog steeds invoerrechten op goederen? En zo ja, zijn deze invoerrechten dan
voor alle betreffende goederen even hoog?
2 Maakt de EU onderscheid tussen de import uit rijke geïndustrialiseerde, niet EU-landen,
en ontwikkelingslanden ten aanzien van eventuele protectionistische maatregelen?
3 Hoe werkt een exportsubsidie? Leg ook uit waarom het juist deze Europese exportsubsidies
waren die de vorming van de WTO (WorldTrade Organization) in de weg stonden.

Geef voorbeelden uit de praktijk waaruit blijkt hoe landen invoerrechten en invoercontingenten kunnen omzeilen. Verwerk in je opdracht ook een betoog over de vraag of het protectionistische beleid van de EU ten aanzien van ontwikkelingslanden anders moet zijn dan bijvoorbeeld ten opzichte van Japan en de VS.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten